Sander de Kramer heeft al in heel wat benarde situaties gezeten als journalist in het buitenland. Maar één ding vond hij toch heel heftig om mee te maken.
“De Afghaanse regering onderhandelde in Doha met de Amerikanen over vrede, toen de Taliban in eigen land de spierballen nog maar eens lieten rollen. In een auto met overheidskenteken werd ik naar de minister gereden en kwamen we in een file. Door de voorruit, die niet was geblindeerd, zag ik een bedelaartje van een jaar of acht aan komen lopen”, zegt hij in de Nieuwe Revue.
Het bedelaartje was een kindje met vieze vingertjes en gaten in zijn kleding. Hij verkocht kauwgum en wilde geld van Sander.
“Op het moment dat ik mijn raam open wilde draaien, riep de commando die mij beveiligde hem toe: “Jij, op vier meter! Nu!” Ik keek hem met open mond aan. Waarom in hemelsnaam zo’n frummeltje met zo’n grote mond wegsturen?”